DE ANDERE ALGARVE
Op zoek naar een stukje toeristen-vrij Algarve zijn we in Albufeira helemaal aan het verkeerde adres. Het is winter, maar de schaars geklede toeristen zijn nog steeds in de meerderheid in dit voormalige vissersdorp. De restaurants serveren weliswaar heerlijke gerechten, maar er zijn er gewoon teveel. We besluiten verder westwaarts langs de kust te rijden, in een nieuwe poging de toeristen van ons af te schudden.
Dat blijkt niet gemakkelijk; we passeren het ene populaire dorp na het andere. Talloze reusachtige spookbungalowparken hebben bezit genomen van de kust. Allemaal gebouwd met het oog op de drukte in de zomer. De rest van het jaar staat het merendeel van de bungalows en appartementen leeg. Maar als je vraagt of je voor een nacht een appartementje kunt huren, luidt het stellige antwoord: "Voor minder dan drie nachten doen we het niet!"
Ideale thuisbasis
We doen wat mooie plekjes aan, zoals het idyllische vissersdorp Ferragudo, de beschermde duinen en lagune van de Ria de Alvor en de fotogenieke havenstad Lagos, van waaruit vroeger de grote Portugese ontdekkingsreizen werden ondernomen. Maar pas in Salema bereiken wij ons doel, en vinden wij de rust waar we al die tijd naar op zoek waren. Toch blijkt het zelfs hier bij de lokale vissers onmogelijk een kamer te huren voor minder dan drie nachten. Gelukkig doen de Deense eigenaren van het lieflijke pension A Maré niet moeilijk; de deuren staan altijd open en voor de gasten die in de avond aankomen geldt: kies maar een kamer uit, dan zien we u wel bij het ontbijt! De ideale thuisbasis om de omgeving - het westelijk deel van de Algarve - te verkennen. Het gepensioneerde stel had jarenlang door Portugal rondgereisd op zoek naar de gedroomde plek om de rest van hun leven te slijten. Het werd Salema, en geef ze eens ongelijk. Een pittoresk vissersdorpje met welgeteld één straatje. Een heerlijk restaurant aan zee, meer wensen hebben ook wij eigenlijk niet.
Waarom al die toeristen nou massaal naar de rotskust ten westen van Faro gaan, en daar maar met moeite van weg te porren zijn, is ons een raadsel wanneer we de westkust van de Algarve - de Costa Vicentina - bezoeken. Toegegeven, de rode rotskust die zo in trek is bij vakantiegangers, is werkelijk prachtig. Maar je moet al dat moois delen met zoveel anderen. Nu, in de winter, hebben wij weliswaar de stranden voor ons alleen, toch kunnen we onmogelijk de monsterlijke bungalowparken op de toppen van de klippen wegdenken. De westkust daarentegen is idyllisch, woest, wonderschoon, maar vooral... eenzaam, verlaten en ligt er nog net zo bij als voordat het begrip "toerist" is ontstaan. De kust is hier veel ruiger en groener; de door wind en branding geteisterde loodrechte klippen zijn hier en daar maar liefst 150 meter hoog. Niet voor niks is de gehele westkust uitgeroepen tot beschermd natuurgebied.
Costa Vicentina
Op aanraden van de Denen rijden we al vroeg in de ochtend naar het Praia do Castelejo. Bij eb kan je van dit strand naar het volgende strand, Praia da Cordama, lopen zonder natte voeten te halen. Een schitterend stukje kust met puntige rotsen en poeltjes water waarin van alles te vinden is, zoals droog liggende anemonen, mosselen en krabbetjes.
Langs de gehele westkust van de Algarve loopt het Costa Vicentina-pad, van Cabo São Vicente tot aan Odeceixe. De volgende dag besluiten we nog een deel van dit pad te lopen. Ditmaal wordt het de omgeving van Carrapateira. We parkeren de auto bij het bordje "Pontal" en lopen dan over de hoge klippen tot aan het strand van Praia do Amado. Onderweg passeren we schitterende rotsformaties en inhammen. Op zich zijn we nog steeds dik tevreden over het totale gebrek aan toeristen, maar het wordt wel lastig wanneer je trek hebt in een lekker bakkie koffie en een broodje; de enige twee tentjes die langs het pad staan zijn gesloten.
Terug bij de Cabo São Vicente voegen wij ons weer bij de toeristen die met busladingen vol worden afgezet. Op het grote parkeerterrein worden schapenwollen truien en sokken verkocht. En ja hoor, ook wij laten ons verleiden tot het eten van zo'n super-ordinaire "Letzte Bratwurst vor Amerika". Een Duits echtpaar verkoopt op deze drukbezochte plek sinds 1995 originele braadworsten die eens per week vanuit Duitsland worden aangevoerd. Eigenlijk te gek voor woorden. Maar wel lekker.
Overal op de klippen, maar vooral op de Ponta de Sagres, zijn vissers te vinden. Tientallen meters boven de kolkende zee staan zij op een ogenschijnlijk broos rotspuntje voorovergebogen naar hun hengeltje te turen, diep beneden hen in zee. Soms staan ze met z'n tweetjes of drietjes op zo'n nauw rotspuntje; één kleine foute beweging en een van hen verliest zijn evenwicht. Tenminste, zo stel ik het me voor. Ik vraag me af hoe vaak dat gebeurt, dat er iemand naar beneden dondert. Maar het enige bewijs voor een dergelijk dramatisch voorval vinden we op de Cabo São Vicente, waar ter nagedachtenis aan de fatale val van een Duitse jongen een gedenkteken is geplaatst, dat tegelijk dient als waarschuwing voor ons. Niet voor de vissers in ieder geval, die zouden er toch maar hun neus voor ophalen.
Een andere vreemde gewaarwording op de Ponta de Sagres zijn de twee schachten waarin met ongelooflijke kracht zeewater naar binnen wordt geperst en de aarde om de zoveel minuten met een luid gedonder begint te gorgelen. Deze krachtige verplaatsing van lucht en water veroorzaakt zo'n oorverdovende fluittoon, dat ik er telkens weer van schrik. Steeds weer verwacht ik de aarde als een vulkaan uit elkaar te zien barsten door al dat natuurgeweld.
Tavira in de regen
Meerdere malen hoorden we de afgelopen dagen dat Tavira het mooiste stadje aan de Algarve moet zijn, dus besluiten we de bergen rondom Monchique te doorkruisen en linea recta naar de oostelijke Algarve te rijden. Het is mooi meegenomen dat de Algarve slechts zo'n 150 kilometer breed is; de afstanden zijn altijd kort en het landschap is ontzettend afwisselend.
Tussen Aljezur aan de westkust en Monchique wordt de weg geflankeerd door kurkeiken. Op al die knokige bomen staat een enorm wit cijfer geschilderd. In ons reisgidsje lezen wij dat om de negen jaar de drie tot vijf centimeter dikke laag schors van de stam wordt gepeld. Na het pellen wordt het laatste getal van het oogstjaar op de stam geschilderd, zodat men precies weet wanneer de volgende pelbeurt plaats moet vinden. Zo staat het cijfer 4 voor het jaar 2004 en zal er pas weer in 2013 geoogst worden. Er is geen land dat zoveel kurkschors exporteert als Portugal.
Verplicht nummer vinden wij toch - ondanks alle goede voornemens - de hoogste top van de Algarve, de Foia, met een hoogte van zo'n 900 meter. Het uitzicht is mooi, maar de top zelf is volgebouwd met radars en antennes. Niet echt een plek om even te relaxen. Caldas de Monchique is dat daarentegen juist weer wel. Een antiek dorpje temidden van veel groen, waar ogenschijnlijk niemand meer permanent woont. Winkels zijn er in elk geval niet. Wel een handjevol oude opgeknapte villa's, een kerkje, wat hotels en een prachtig aangelegde tuin met watervalletjes. En dat allemaal vanwege de hier aanwezige minerale bron die reeds bij de Romeinen bekend stond om zijn heilzame werking.
Via Silves, waar we de burcht bezoeken, en de gloednieuwe snelweg karren we in één ruk door naar Tavira. Tavira is voor ons een synoniem voor regen. De regen komt met bakken uit de hemel, toch proberen we er een leuk dagje van te maken en wandelen we met de kaart in ons hand langs alle pleintjes en kerkjes, door alle steegjes en over de Romeinse brug die de oevers van de Rio Gilao met elkaar verbindt. Maar het heeft geen zin, Tavira moet ons niet. We stappen weer in de auto en rijden via het schilderachtige vissersdorp Santa Luzia, waar de bont gekeurde bootjes in het lage water dobberen, naar Fuseta. Meteen komt de zon weer tevoorschijn. In deze hoek van de Algarve is de kust weer totaal anders: vlak en duinachtig. Bij eb kunnen we over uitgestrekte zandvlaktes langs gestrande vissersbootjes lopen. Zover het oog reikt zien we zand; dit is de zogenaamde "Zand-Algarve". Bijna de gehele kust hier wordt gevormd door de Ria Formosa, een natuurgebied dat door miljoenen vogels wordt aangedaan op hun trek van en naar Afrika.
Cidade Velha
De reis zit er bijna op en het lijkt ons verstandig de laatste nacht in Faro door te brengen, want onze vlucht vertrekt al om zeven uur 's morgens. We kennen Faro eigenlijk alleen maar om zijn luchthaven... Niemand lijkt geïnteresseerd in de stad zelf. Nou vooruit, wij wel! En wat blijkt? Faro is een bezoek dubbel en dik waard. Het oude centrumpje - de Cidade Velha - met een doorsnede van slechts 500 meter is uniek. Binnen de hoge, volledig intacte stadsmuren met de drie toegangspoorten staan op een piepklein oppervlak zóveel mooie gebouwen, we kijken onze ogen uit. Alleen de Sé, de kathedraal, stamt nog uit dezelfde tijd als de muren. De rest van de gebouwen zijn, net als op andere plaatsen aan de Algarve, door de aardbeving van 1755 vernietigd.
Faro blijkt een stad met meer mogelijkheden dan we ooit hadden vermoed. Er is een vrij groot voetgangersgebied met aparte winkeltjes, en ook de haven ligt er verbazingwekkend schilderachtig bij. De trein arriveert over het spoor dat precies op de grens tussen land en water is aangelegd. Op bijna elke kerktoren en schoorsteen zit een ooievaar op een nest; ze staan op de daken en koekeloeren nieuwsgierig naar beneden. En overal is er dat weidse uitzicht op de lagunes en de bootjes op de Ria Formosa. Faro, iedereen die de Algarve bezoekt landt er, maar niemand wil het zien. Eeuwig zonde toch?
© 2007, Monique van Gaal