Panama

NOG EVEN TIJD VOOR PANAMA

Langzaam lopen we over de brug richting Panama. Onder ons stroomt de Rio Sixaola, die de grens met Costa Rica vormt. Wat een prachtig uitzicht hebben we op de rivier en de weelderig begroeide oevers; zelden zie je zo’n mooie grensovergang! Van het plaatsje Sixaola in Costa Rica lopen we naar Guabito in Panama, waar we nog wat eten voordat we weer op de bus stappen. Onze maandenlange reis door Centraal-Amerika loopt ten einde en we hebben nog maar een weekje over. In plaats van dit weekje in Costa Rica door te brengen (onze terugvlucht is vanuit San José), hebben we ervoor gekozen het westen van Panama te bezoeken.


Isla BastimentosBananen

De lokale bus is klein, leeg en vrij luxe, met maar 28 zitplaatsen. Na twintig minuten komen we aan in Changuinola waar we moeten overstappen in alweer zo’n mooi busje. De airco staat aan en van de kou doen we onze jassen maar aan. Het is een schitterende rit, de veertig minuten naar Almirante. Voordat de weg omhoog klimt rijden we door uitgestrekte bananenplantages. En later in de bergen zien we zóveel regenwoud, dat het lijkt of we midden in een nationaal park terecht gekomen zijn. Dan dalen we weer af naar zeeniveau en komen nogmaals temidden van bananen te rijden. Rondom Almirante zie je overal rails en bananentreinen. Almirante is… Chiquita! In 1890 kwamen er drie Amerikaanse broers naar de provincie Bocas del Toro in het noordwesten van Panama, en begonnen een handeltje in bananen. Over een groot gebied aan de kust plantten zij bananenbomen. De beroemde United Fruit Company nam dit bedrijf in 1899 over en breidde de plantages uit tot aan de grens met Costa Rica. Tegenwoordig is alles in handen van Chiquita. De groene bananen die tijdens het transport rijpen, worden per trein van de plantages naar de pier van Almirante gebracht voor export naar het buitenland. De stad ligt vol met rails. Treinen worden er gerepareerd, ondergebracht, of liggen gewoon weg te roesten temidden van de oprukkende jungle.
In Almirante aangekomen lopen we naar de ferries; gelukkig gaat er nog een boot naar Bocas del Toro, het is al half zes. Ik moet zeggen dat deze twintig minuten durende overtocht en de busritjes van vandaag tot de beste momenten van mijn reis door Midden-Amerika behoren. Wat is de natuur hier ongelooflijk mooi en wat is dit land groen! Ik vraag me af waarom ik zoveel tijd heb besteed aan Mexico, Guatemala en Honduras, terwijl dit het ultieme paradijs lijkt te zijn!

 

Bocas

In Bocas del Toro hebben we een gezellige kamer met warme douche en kabel tv. Na het avondeten in een Italiaans restaurantje aan het centrale plein lopen we wat rond in het relaxte plaatsje, de hoofdstad van de gelijknamige provincie. ‘Bocas town’ ligt op het eiland Colón, dat deel uitmaakt van de Bocas del Toro Archipel. Deze arcRed froghipel in de Caribische Zee bestaat uit 68 eilanden – nog bijna geheel bedekt met tropische regenwouden – en talloze cayos die voornamelijk uit mangrovebossen bestaan. Isla Colón is het grootste, en tevens het drukst bezochte en meest ontwikkelde eiland van de archipel. De United Fruit Company heeft hier destijds, met de komst van de bananenplantages, het kleine stadje Bocas gebouwd. Nog steeds is het een schilderachtig plaatsje met kleurige houten huisjes, waar het leven in slow-motion voorbij lijkt te gaan. Toen Columbus in 1502 tijdens zijn vierde en laatste reis naar de Nieuwe Wereld in deze archipel aankwam, was ook híj overdonderd door de schoonheid van de natuur en gaf daarom aan veel plekken zijn naam, zoals Isla Colón (Columbus eiland), Isla Cristóbal (Christopher eiland) en de Almirante (admiraals) Baai.

Voor de volgende dag hebben we een tour geboekt. Met nog twee andere toeristen varen we eerst in ongeveer tien minuten naar het ten oosten van Isla Colón gelegen Isla Bastimentos. Het is niet voor niks dat bijna het hele eiland beschermd wordt door het Parque Nacional Marino Isla Bastimentos, want het bestaat uit ééén groot onaangetast tropisch woud. Vanaf de zuidzijde van het eiland wandelen we door de jungle naar de noordkant, waar we uitkomen op een prachtig zandstrand. We gaan wel het water in, maar zwemmen is hier gevaarlijk vanwege de hoge golven. Vanaf een mirador op wat rotsen hebben we uitzicht op het strand, terwijl aan onze voeten de woeste golven tot hoog boven ons uiteenspatten. Ons wordt verteld dat dit strand ‘Red Frog Beach’ heet, en inderdaad zien we al snel de knalrode kikkertjes die nergens anders ter wereld zouden voorkomen.

Terug in de boot varen we naar de duiklocatie voor de mangrovekust van Cayo Crawl. Mijn vriend gaat er duiken en ik ga snorkelen. Ondanks dat ik wel wat kleurige vissen zie, is het toch geen groot succes. Het water is vandaag behoorlijk troebel. De duik blijkt ook niet zo bijzonder te zijn; alleen de sponzen die hier in allerlei kleuren voBocas del Toroorkomen maken indruk op mijn vriend. Koraal heeft hij niet gezien. De wateren rondom de archipel staan bekend om het vaak slechte zicht - soms maar tot drie meter - doordat enkele rivieren uitmonden in de zee aan de baaizijde van de eilanden. Na een flinke regenbui in de bergen, brengt het naar de kust stromende water veel slib met zich mee. En in de regenwouden van het binnenland regent het vaak, men spreekt zelfs van twee seizoenen: het natte en het natste. Alleen in januari en februari regent het wat minder, maar ook dan kan het een week achtereen plenzen. Het is nu februari en het water is nog altijd troebel. We proberen nog een andere locatie uit, maar na vijf minuten snorkelen houd ik het voor gezien.

 

Regen en olie

Wanneer het de volgende morgen regent, besluiten we de reis te vervolgen naar het zuiden van Panama. De watertaxi naar Chiriquí Grande vertrekt met een uur vertraging. Gedurende de hele vaart regent het pijpestelen en zitten we met z’n allen beschut onder een groot zeil. Er valt dus niet veel te zien van de omgeving. Na ruim een uur varen komen we aan en daar in de haven staat de bus naar David al klaar. Gelukkig hoeven we niet langer in Chiriquí Grande te blijven; het is een vies en lelijk havenstadje. Een olie-stadje. Van Puerto Armuelles in zuidwest Panama, waar de olie per tanker heen wordt gebracht, loopt de Trans-Panama Oil Pipeline naar Chiriquí Grande in het noorden. Hier wordt de olie vervolgens weer per tanker opgehaald. Zo worden de hoge kosten van transport door het Panama Kanaal vermeden. Tijdens de drie uur durende rit per 28-seater bus naar David – een afstand van iets meer dan honderd kilometer – regent het voortdurend, en toch is het een mooie rit door een groen gebied waar maar weinig mensen wonen. Zodra we bij de Carretera Interamericana, oftewel de Pan-American Highway, aankomen is het nog maar een klein stukje rijden. In David zoeken we naar informatie over het eiland Boca Brava, voordat we inchecken in een gammel hotelletje vlakbij de centrale plaza. In onze kamer staan drie oncomfortabele bedden; ze zakken enorm door wanneer je er in ligt. Ook de keuze tussen ofwel last van tientallen muggen, ofwel de luid rammelende ventilator aan, maakt het niet gemakkelijk om in slaap te vallen.

 

Isla Boca Brava

David is met 75.000 inwoners de derde stad van Panama, en tevens de hoofdstad van de provincie Chiriquí en het centrum van een rijk landbouwgebied. Vanaf het busstation vertrekt de bus voor de reis van een uur naar Horconcitos, over de Interamericana naar het oosten toe. Hier nemen we een taxi voor de laatste 22 kilometer over een slechte, onverharde weg naar Boca Chica. We zijn aan de zuidkust van Panama aangekomen, de Grote Oceaan strekt zich voor ons uit. Nu nog even wachten op een bootje dat ons in vijf minuten naar het eiland Boca Brava, slechts tweehonderd meter uit de kust, kan brengen. Via de trappen lopen we omhooIsla Boca Bravag naar Restaurante y Cabañas Boca Brava. De eigenaar is een sympathieke Duitser. Voor één nacht is er nog wel een kamer met douche beschikbaar, maar de volgende dag zullen we moeten verhuizen naar een van de cabañas. ‘s Middags lopen we via de zuidkust van het eiland naar het zandstrand, dat donker van kleur is. We kunnen hier heerlijk zwemmen totdat de zon bijna ondergaat en dan lopen we langzaam terug om nog wat te kunnen birdwatchen. Door mijn verrekijker zie ik een long-tailed manakin: een opvallende vogel, zwart met een lichtblauwe rug, een rood kapje en een ontzettend lange gespleten staart (het mannelijk exemplaar; vrouwtjes zien er veel saaier uit). Terug in het restaurant eten we vis met patatjes en salade. Jammie! De rest van de avond brengen we liggend in de hangmatten door. ‘s Nachts is het een lawaai van jewelste onder ons raam; er zitten wat apen in de bomen. Vanuit onze kamer hebben we een schitterend uitzicht op de zee en de overige eilanden, die deel uitmaken van het Parque Nacional Marino Golfo de Chiriquí.

Al om zes uur sta ik op om bij zonsopgang wat naar vogeltjes te zoeken, maar er staat een harde wind en de vogels laten zich niet zien. Een uur later lig ik alweer in bed. We worden weer wakker wanneer de mannetjes-aap in de boom onder ons raam ineens enorm begint te brullen. Met de verrekijker zien we hem heel goed. Dan zien we de hele familie Aap: mannetje, vrouwtje en baby. En wanneer we na het ontbijt weer naar het verlaten strandje toe lopen om daar de rest van de dag te slijten, zien we nog veel grotere families. De bomen zitten vol met apen!
Vannacht slapen we in de kleine cabaña. Een houten trap gaat naar een soort mini zolder, waar het matras ligt. Verder is de cabaña leeg. Het waait ontzettend hard, de wind giert dwars door de cabaña heen. Het wordt een koude nacht.

 

De bergen in

Na het ontbijt nemen we de boot terug naar het vasteland. Er staat al een taxi klaar om ons naar de Interamericana te brengen, vanwaar er om de zoveel minuten wel een busje naar David langs rijdt. Ook de bus van David naar Cerro Punta vertrekt elke vijftien minuten, dus lang wachten hoeft niet. Via Volcán en Bambito rijden we in twee uur naar het binnenland van Panama. Langzaam klimt de weg omhoog; met elk volgende dorp ben je weer enkele honderden meters gestegen. Rechts van ons steekt de majestueuze Volcán Barú boven het landschap uit, de enige (en slapende) vulkaan van Panama en met 3478 meter ook meteen de hoogste berg van het land. Voor we het weten zijn we al op 1970 meter aanbeland, in Cerro Punta. 

Isla Boca Brava

Met een ander busje leggen we de laatste drie kilometer naar Guadalupe af dat nog hoger ligt, op 2130 meter om precies te zijn. Hier eindigt de weg. We nemen een kamer in het dure Hotel Los Quetzales, een mooie lodge met openhaarden, een bar, een restaurant, cafetaria, pizzeria, bakkerij en een lees- en spelletjeskamer. Alles is erg smaakvol ingericht, als een chalet in de Alpen. Als rugzakkers zijn wij niet gewend zoveel te betalen voor een kamer, maar omdat onze reis er bijna op zit, besluiten we het er nog even van te nemen. De kamer is luxe en gemoedelijk, bijna alles is van hout. Guadalupe is een piepklein dorpje dat uitsluitend bestaat uit enkele lieflijk ogende boerderijen en mooi aangelegde bloementuinen; het schijnt dat ze van het dorp één grote tuin willen maken. Het koele klimaat, de frisse lucht en de pittoreske bergdorpjes trekken nu ook veel bezoekers uit Panama zelf. Maar in de 19e eeuw waren het vooral boeren uit de Verenigde Staten, Italië, Duitsland, Zwitserland en Engeland die in dit vruchtbare land een geschikte plek vonden om diverse gewassen te verbouwen. Het land rondom Cerro Punta bestaat uit vruchtbare, zwarte, vulkanische grond. Wanneer je het plaatsje nadert beginnen de huizen er erg Europees uit te zien, en zien de stukjes landbouwgrond er ineens ontzettend netjes en verzorgd uit. Tientallen jaren geleden is hier nog een Zwitserse kolonie gesticht, en onder de latere immigranten bevonden zich ook veel Kroatiërs. Tegenwoordig zijn het vooral toeristen en avonturiers die hier blijven hangen, om een pension of hotel te openen bijvoorbeeld.
Het regent weer eens, en in vergelijking met de tropische kust is het hier behoorlijk koud. Toch maken we een kleine wandeling. In de regen lopen we bergafwaarts naar Cerro Punta, waar we in een restaurantje wat eten voordat we de bus terug nemen naar Guadalupe.

 

Quetzal?

Na een uitgebreid ontbijt rijden we om tien uur met de gratis shuttle naar Las Nubes, op een hoogte van 2280 meter, in het Parque Internacional La Amistad. Natuurlijk regent het ook vandaag pijpestelen, maar dat mag de pret niet drukken. We krijgen regenlaarzen en regenpakken van de gids die ons zal begeleiden door het regenwoud. Hij kent de bergen goed en loopt voor ons uit. Hij zegt nauwelijks een La Amistadwoord tegen ons, en dat komt goed uit want wij willen in stilte kunnen genieten van deze prachtige omgeving. Er is wat mij betreft geen pad te zien; we klimmen en dalen door dichte begroeiing. Zonder gids zouden we zeker onmiddellijk verdwalen. Door mijn bril kan ik niks meer zien, de regendruppels stromen langs de glazen naar beneden. En mijn verrekijker is door de vochtigheid helemaal beslagen, dus daar heb ik ook niks meer aan. We willen zó graag eindelijk eens een quetzal zien, een schitterende vogel met groene pluimveren, rode buik en een enorm lange groen-witte staart – het moet de mooiste vogel van de Amerika’s zijn. Maar helaas kunnen we dat met deze stromende regen wel op onze buik schrijven.
Parque Internacional La Amistad is gigantisch groot en ligt deels in Costa Rica, terwijl een iets groter deel in Panama ligt. Vandaar de naam: Vriendschap. In het park komen behalve kleinere zoogdieren ook jaguars en poema’s voor. Van de ruim driehonderd soorten vogels, zijn de resplendent quetzal en de harpy eagle (oftewel de harpij, een reusachtige arend) het opvallendst. Grote delen van La Amistad zijn vrij ontoegankelijk, hoog gelegen in het Talamanca Gebergte, maar het park kan in het zuiden bereikt worden via Las Nubes, en in het noorden bij Wetzo. Na drie uur wandelen in het regenwoud komt dan toch de zon tevoorschijn, juist wanneer we de regenpakken uit doen en de shuttle terug willen nemen. Ook de kolibries laten zich nu weer zien. Snel maak ik nog een paar foto’s van de weelderige jungle om ons heen; met de zon erbij ziet alles er nog groener en fraaier uit.

Laat in de middag eten we pizza en rusten wat uit voor de openhaard. We spelen wat spelletjes die hier liggen en een wedstrijdje tafelvoetbal. Onze laatste nacht in Panama… de volgende dag rijden we – voorlopig voor de laatste keer – met de vertrouwde, comfortabele busjes het land weer uit; via Concepción en de grensovergang bij Paso Canoas.